Rotterdam Termination Source

Waarom stond Poing niet op 1?
Strobe Magazine | 1998


Het is alweer vijf jaar geleden dat gabber-oerplaat Poing van de Rotterdam Termination Source in de Top40 stond en zo de wereld liet kennismaken met het fenomeen hardcore. Na het enorme succes van Poing bleef het verdacht stil rond Danny Scholte en Maurice Steenbergen. Eigenlijk hadden we ons al neergelegd bij het einde van RTS, maar inmiddels hebben ze bewezen dat er leven is na Poing!

Aan het begin van dit jaar lag er plotseling een nieuwe RTS-plaat in de winkel, inmiddels alweer opgevolgd door een tweede maxi. Ook Poing is met een aantal clubmixen weer in de strijd gegooid, zodat we rustig kunnen stellen dat de ‘doorstart’ van de Rotterdam Termination Source een succes is. Maurice en Danny denken precies zo over de hernieuwde kennismaking met RTS. De eerste plaat namelijk (met de toepasselijke titel Return of da Source) is al helemaal uitverkocht en met The United Styles of Hardcore gaat het dezelfde kant op. Maurice: “Hoewel dat voor ons niet het eerste criterium is. Als je plaat veel gedraaid wordt op feesten, vind ik dat je het al goed gedaan hebt. En ze zijn allebei aardig vaak langs gekomen mag ik wel zeggen”.

Die Motherfucker

Opvallend, want op beide maxi’s staat nou niet echt wat je noemt doorsnee-hardcore. Dat blijkt ook wel, want er is behoorlijk wat werk gestoken in die twee platen. Liefst dertien zaterdagen (vaker kan niet vanwege hun werk) hebben de twee in de studio gezeten om de laatste maxi te maken. Dat is volgens Maurice meer dan de gemiddelde producer doet over een 12 inch. “Als ik platen luister, hoor ik vaak het geluid van onze eerste mix. Wij mixen een plaat soms wel drie keer over. Bovendien zijn acht van de tien hardcore-platen eigenlijk hetzelfde”. Danny knikt en valt hem bij: “Wij proberen altijd iets vernieuwends te maken. Blijkbaar zijn we de enige, want we worden afgezeken door mensen die er niets van begrijpen. Er is gewoon onbegrip uit de scene als je iets nieuws probeert te doen, terwijl er iets moet veranderen als Hardcore een muziekstijl wil blijven. Teksten als “Die Motherfucker” vinden wij niet leuk. Je moet blijkbaar gewoon doen wat iedereen doet, maar dat is niet onze manier van werken. Het is wel heel erg makkelijk om de top 40 na te maken. Dat is niet professioneel, wij vinden dat je dat niet kunt maken. Aan de andere kant: gabbers houden niet van top 40-muziek, maar wel als er een bassdrum onder zit. Beetje vreemd”.

Symfonie

Volgens Danny is het vaak zo dat als je een plaat een keer gehoord hebt, je alles hebt gehoord. “Onze nummers zitten veel moeilijker in elkaar. Wij proberen veel details in onze muziek te stoppen en niet teveel platen te maken die hetzelfde klinken. Het geeft geen kick meer om een eenvoudige riff te maken. Juno’s bijvoorbeeld hoor je nog steeds heel erg veel. Dat is zo onderhand de gitaar van de hardcore. Zo’n zeventig procent van de hardcore-platen is daarop gebaseerd. Begrijp me niet verkeerd, als ‘ie lekker scheurt is het een tof geluid, maar het moet niet teveel gebruikt worden”. Veel Juno’s zul je dus niet tegenkomen in de muziek die Danny en Maurice maken. Bovendien maken ze niet alleen maar hardcore, hun horizon strekt zich verder uit dan een muzieksoort. Er is eigenlijk niets wat ze nog niet gemaakt hebben. Triphop, chemical, club, pop, jungle, speedgarage: ze hebben het allemaal wel eens geproduceerd. Althans een poging daartoe gedaan. Maurice baalt eigenlijk wel een beetje van al die hokjes. “Als gabbers dit lezen, weet ik zeker dat ze denken: ‘dat zijn geen echte gabbers!’ Dat is natuurlijk nogal kortzichtig. Als BuzzFuzz morgen tegen mij zegt dat hij een klassieke symfonie aan het opnemen is, dan is hij toch niet plotseling gabber af?”



Doorbraak

Zo zie je maar dat in amper vijf jaar tijd er veel kan veranderen. Van hokjes hadden we in 1992 nog nooit gehoord. Feitelijk hebben Maurice en Danny met Poing zelf (zonder het te willen natuurlijk!) voor die hokjesmentaliteit gezorgd. Hoe je het ook wendt of keert, Poing was een doorbraak. Het was de bevestiging van iets wat al een tijdje aan de gang was: hardcore! Tot op de dag van vandaag hebben Danny en Maurice nog steeds een record op hun naam staan. Poing is de enige hardcoreplaat die niet geremixed zo hoog in de top-40 terecht kwam: op de tweede plaats. Als Hilversum Poing niet geboycot had, had hij “It’s my life” van Dr. Alban van de eerste plaats gestoten. Van Poing zijn twee keer zoveel platen verkocht. Poing werd dus een hype. You loved it or you hated it. Hoe kijken Danny en Maurice terug op die periode? “Als een grote waas”, glimlacht Maurice. “Het was natuurlijk absoluut niet de bedoeling dat het zo’n enorme hit zou worden. In eerste instantie wilden we alleen ons product op plaat hebben. Dat was toen nog niet zo gemakkelijk als tegenwoordig, want er waren nog niet zoveel labels. De DJ’s van Demi-Sec hebben we helemaal gek gezeurd of ze alsjeblieft ons bandje een keer wilden draaien. Toen hij dat na een week of vier, vijf op een dood moment eindelijk deed, stond de dansvloer op z’n kop. Iedereen stuiterde vrolijk op en neer. De DJ stond met z’n bek open en vroeg aan het eind van de avond of we dat bandje volgende week alsjeblieft weer mee wilden nemen”.

Domme plaat

Verder hebben Danny en Maurice eigenlijk weinig van de hype rond Poing gemerkt. “In Nighttown waar we meestal uitgingen hoorde je dit soort muziek niet en we zijn ook niet naar Spanje op vakantie geweest”. Het mag dan een beetje langs de jongens heen gegaan zijn, Nederland viel massaal voor de ‘stuiterhouse’. Lukte het niet om de dansvloer in beweging te krijgen, Poing deed wonderen. Binnen een fractie van een seconde was het een gekkenhuis. De kranten stonden er vol van. Centrale vraag: hoe kan zo’n domme plaat zoveel succes hebben? En niet alleen Nederland moest er aan geloven, ook in het buitenland werd gescoord. Engeland bijvoorbeeld. Maurice: “Er belde een keer iemand van roddelblad The Sun op. ‘Heb je nog iets spectaculairs te melden?’ vroeg die vent, ‘Nee? Geeft niets, dan verzinnen we wel wat’. Toen hadden ze geschreven dat bij een optreden de kleren van ons lijf gerukt waren, dat we de kleedkamer gesloopt hadden en dat we de schade moesten betalen. Tsja, zo werkt dat daar blijkbaar”.


“Er is gewoon onbegrip uit de scene als je iets nieuws probeert te doen, terwijl er iets moet veranderen als Hardcore een muziekstijl wil blijven”.


Gimmicks

Hoe komt het eigenlijk dat het zo lang geduurd heeft voor de wederopstanding van Rotterdam Termination Source een feit was? Het antwoord blijkt voor de hand te liggen. “We waren inderdaad bang dat we het succes niet konden evenaren”, verklaar Maurice. “Danny en ik zijn altijd nogal met gimmicks zoals Poing bezig geweest. Iedereen verwachtte natuurlijk dat onze volgende plaat weer zo’n gimmick zou worden, maar dat kon eigenlijk gewoon niet”. In de tussentijd kwam op Rotterdam Records onder andere namen nog wel muziek uit van RTS: Armageddon, Wicked on Wax en Michael Whiteline bijvoorbeeld. De naam Rotterdam Termination Source werd weer onder het stof vandaan gehaald, omdat het tweetal toch wel graag weer een paar hardcore-tracks wilde maken. Verder blijkt het vooral een economische reden te hebben. “Zo’n bekende naam is toch wel handig. Er zit een heleboel geschiedenis aan vast en daardoor heb je wat te vertellen. Anders ben je weer een van de velen”. Hetzelfde geldt voor de clubmixen van Poing. “We gebruiken die remixen om weer in de aandacht te komen. Je hoeft dan dat hele traject niet meer af te leggen, het scheelt gewoon heel veel werk”. Is hun naam eenmaal weer gevestigd, dan willen Danny en Maurice een album gaan maken. Danny: “Met een album bereik je een ander publiek dan met een incidenteel hitje. Dat is je eigen publiek, meer underground ook. Een hoge platenverkoop is geen graadmeter. We maken muziek in eerste instantie voor onszelf, dan voor het publiek en daarna pas voor het geld”. Het maken van muziek gaat ook de hele dag maar door, of ze nou op de plee zitten, in de rij voor de kassa bij Albert Heijn staan of (zoals tijdens dit interview) op een terrasje een pilsje drinken: ideeën hebben ze altijd en overal. “Zelfs tijdens het stappen luister ik continu naar de muziek en ben ik aan het analyseren. Uit hoeveel lagen bestaat een plaat en is het goed geproduceerd? Soms is dat eigenlijk best wel vervelend. Maar naarmate je blauwer wordt gaat dat wel over”. Ook al hebben ze de hele week ideeën, het gebeurt natuurlijk wel eens dat het, eenmaal in de studio, niet wil lukken. “Dan zit je daar en dan willen we bijvoorbeeld een speedgarage-nummer maken. Kijken we elkaar op een gegeven moment aan en dan gaan we maar iets anders doen. Ons probleem is eigenlijk dat we teveel creativiteit hebben”.